Verschijnselen en diagnose scheelzien
Een flinke scheelziensafwijking is duidelijk zichtbaar. Maar er zijn ook kleine scheelziensafwijkingen, die niet of nauwelijks opvallen en daardoor minder ernstig lijken. De gevolgen zijn echter gelijk, maar een kleine afwijking kan alleen door gericht onderzoek worden ontdekt. Het is mogelijk dat de afwijking al langere tijd bestaat en dat er sprake is van een zeer slecht-ziend lui oog. Wanneer het scheelzien pas op oudere leeftijd optreedt is de kans op een lui oog klein. In dat geval kan het beeld van het afwijkende oog minder gemakkelijk worden onderdrukt. Er zal dan dubbelzien optreden. Het kind knijpt dan vaak één oog dicht, houdt de hand voor het oog of klaagt over dubbelzien. Ook kan het kind door verminderd dieptezien last krijgen van onzekere bewegingen: dit uit zich in ernaast grijpen, misstappen of gebrekkig afstand kunnen schatten bij balspelen.
Onderzoek
Op veel consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters worden tegenwoordig de ogen volgens een vast onderzoeksprogramma nagekeken. Wanneer de arts twijfelt aan de stand van de ogen of aan de kwaliteit van het zien stuurt hij het kind door naar de oogarts. De oogarts en de samenwerkende orthoptist doen al bij jonge kinderen uitgebreid onderzoek naar de stand en de samenwerking van de ogen. Ook worden de oogbewegingen onderzocht en wordt de gezichts-scherpte oog voor oog bepaald. De oogarts zal de ogen indruppelen om de pupillen te verwijden. Zo kan de oogarts de ogen van binnen te bekijken en zien of de ogen gezond zijn. Daarbij wordt ook vastgesteld of er een brilcorrectie nodig is. De druppels zijn binnen een dag uitgewerkt.